In het Belastingplan 2018 zitten een aantal wijzigingen met betrekking tot de inkomstenbelasting. Zo wordt de vrijstelling voor pleegzorgvergoedingen en de geldigheidsduur van de multiplier giftenaftrek met een jaar verlengd, de inkeerregeling afgeschaft en worden de administratieve lasten voor S&O-inhoudingsplichtigen verlicht.

Verlenging geldigheidsduur vrijstelling pleegzorgvergoedingen
Op grond van de in de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen horizonbepaling vervalt onder meer de vrijstelling van pleegzorgvergoedingen met ingang van 1 januari 2018. Deze vrijstelling is per 2013 ingevoerd. Met de vrijstelling moet worden voorkomen dat bij het bieden van pleegzorg aan meer dan drie kinderen een onderzoek zou moeten worden ingesteld of er sprake is van een bron van inkomen doordat bij het opvangen van meer dan drie kinderen de pleegzorgvergoeding mogelijk uitgaat boven de kosten die pleegouders voor hun pleegkinderen maken. De vrijstelling heeft destijds via de horizonbepaling in beginsel een tijdelijk karakter gekregen, waarbij de vrijstelling uiteindelijk structureel zou kunnen worden gemaakt bij een positieve uitkomst van een door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in 2017 uit te voeren beleidsevaluatie over de gevolgen van de vrijstelling.

Omdat dit onderzoek noodzakelijk is voor de hiervoor beschreven evaluatie en de resultaten hiervan niet eerder dan begin volgend jaar beschikbaar zullen zijn, is in afwachting daarvan de evaluatie van de vrijstelling voor pleegzorgvergoedingen met een jaar uitgesteld. Voorgesteld wordt de in de genoemde horizonbepaling opgenomen vervaldatum te verschuiven naar 1 januari 2019 en in de loop van 2018 te bezien of de vrijstelling structureel kan worden gemaakt.

Verlenging geldigheidsduur multiplier giftenaftrek
Ook de regeling van de multiplier giftenaftrek wordt met een jaar verlengd. Met ingang van 1 januari 2012 geldt een verhoogde giftenaftrek in zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting voor giften aan culturele instellingen (multiplier giftenaftrek) om zo de giften extra te stimuleren. Op grond van die horizonbepaling vervalt de multiplier giftenaftrek in zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting met ingang van 1 januari 2018. Het kabinet heeft in januari 2017 de giftenaftrek, van de praktijk rondom de algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) en de sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) laten evalueren. Beleidsconclusies aan de uitkomsten van die evaluaties is voorbehouden aan het volgende kabinet. Dat betekent dat een besluit op basis van deze evaluaties over de vraag of de multiplier giftenaftrek al dan niet moet worden gecontinueerd momenteel niet kan worden genomen. Daarom wordt voorgesteld om de geldigheidsduur van de regeling van de multiplier giftenaftrek met een jaar te verlengen.

Inkeerregeling afgeschaft
Het kabinet maakt een einde aan het inkeerbeleid. De inkeerregeling is met ingang van 1 januari 1998 ingevoerd met als achterliggende gedachte dat het risico op een boete een zwartspaarder er niet van zou moeten worden weerhouden om zich te melden bij de Belastingdienst. Over de periode van 2002 tot eind 2016 heeft dat in totaal circa €2 miljard opgeleverd. Het kabinet vindt daarom de tijd rijp om een einde te maken aan het coulante inkeerbeleid voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden die niet voldoen aan de voor de fiscaliteit en toeslagen geldende wetgeving. Daarnaast vindt het kabinet het onwenselijk dat belastingontduikers (gedeeltelijk) straffeloos kunnen blijven. Dit is een verkeerd signaal naar de maatschappij en is slecht voor de belastingmoraal van burgers die wel tijdig en correct aan hun verplichtingen voldoen. De Belastingdienst zal daarom, wanneer hij via de inkeerder op de hoogte raakt van een beboetbare of strafbare overtreding, bezien of de overtreding(en) beboeting of strafvervolging rechtvaardigt. Daarbij zullen onder andere het nadeelbedrag, het aantal ontduikingsjaren en recidive worden meegewogen. Door ook strafrechtelijke vervolging in geval van inkeer mogelijk te maken, wordt het opnieuw ontstaan van eventuele onevenwichtigheid in het systeem van bestraffing voorkomen.

Overgangsrecht
Ter zake van de afschaffing van de inkeerregeling in de fiscaliteit en toeslagen wordt voorzien in overgangsrecht. De huidige inkeerregeling blijft voor de fiscaliteit van toepassing met betrekking tot aangiften die vóór 1 januari 2018 zijn gedaan of hadden moeten zijn gedaan en met betrekking tot inlichtingen, gegevens of aanwijzingen die vóór 1 januari 2018 zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Voor de in de Awir opgenomen inkeerregeling geldt dat deze van toepassing blijft met betrekking tot inlichtingen en gegevens die vóór 1 januari 2018 zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.

S&O-verklaringen
Op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) is een inhoudingsplichtige verplicht over het aantal aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) bestede uren en gemaakte kosten en uitgaven per afgegeven S&O-verklaring een mededeling aan de minister van Economische Zaken (EZ) te doen. Sinds 2016 is het mogelijk om uren, kosten en uitgaven waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven later in het kalenderjaar te maken dan in de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft. Hierdoor is het doen van een mededeling gespecificeerd per S&O-verklaring complexer geworden. Om de administratieve lasten voor S&O-inhoudingsplichtigen te verlichten, wordt daarom voorgesteld het mogelijk te maken dat deze mededeling over alle in een kalenderjaar afgegeven S&O-verklaringen gezamenlijk wordt gedaan. Met de voorgestelde wijziging van artikel 24, tweede en derde lid, van WVA hoeft een inhoudingsplichtige met betrekking tot het aantal aan S&O bestede uren en gemaakte kosten en uitgaven geen mededeling aan de minister van EZ meer te doen per S&O-verklaring afzonderlijk, maar kan die mededeling voor alle S&O-verklaringen gezamenlijk worden gedaan.