In oktober of november 2024 kregen veel Nederlanders een brief van de Belastingdienst over de mogelijkheid om te veel betaalde vermogensbelasting terug te vorderen. Maar wat kun je precies terugvorderen, wanneer kan dat, en hoe?

De Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan in Nederland, besliste afgelopen juni dat de manier waarop de Nederlandse staat belasting heft op vermogen nog steeds niet in de haak is. De Raad stelde dat de Rijksoverheid belastingplichtigen in staat moet stellen eventueel te veel betaalde vermogensbelasting terug te vorderen. Maar waar gaat het nu precies over? Nederlanders betalen vermogensrendementsheffing op hun bezittingen in box 3. Daarin zitten spaargeld en beleggingen, maar ook bijvoorbeeld een tweede huis. Over het rendement op het netto-vermogen in box 3, dus bezit minus schulden en na aftrek van het heffingsvrije vermogen, betaal je dan vermogensbelasting.

Om het zichzelf gemakkelijk te maken rekent de overheid al sinds 2001 met een fictief rendement op het vermogen. Tot 2017 ging de overheid uit van een fictief rendement van 4 procent. Het probleem met een fictief rendement is precies dat: het is fictief. Stel dat je niet zo heel handig belegd hebt en je rendement is lager, of de spaarrente is veel lager dan het percentage waarmee de Belastingdienst rekent, dan betaal je belasting over rendement dat je niet hebt behaald.

Fictief rendement ongeldig, als werkelijk rendement op sparen en beleggen lager is

In 2021 oordeelde de Hoge Raad al dat dit in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van Rechten van de Mens. Dus verzon de overheid een eerlijker systeem waarin meer rekening gehouden zou worden met het werkelijk rendement. Dat deed ze door onderscheid te maken tussen verschillende vermogenscategorieën.  De nieuwe methode werkte als volgt. In 2023 bijvoorbeeld was het fictief rendement op spaargeld vastgesteld op 0,92 procent en op beleggingen en andere bezittingen 6,17 procent.  Over dat ‘rendement’ betaal je dan weer belasting, in 2023 bijvoorbeeld 32 procent. Maar ook dat vond de Hoge Raad niet fair. Afgelopen juni bepaalde de rechter dat ook voor beleggingen het fictieve rendement niet door de beugel kan, in aanvulling op een eerder uitspraak over het fictief rendement op sparen.

Dat is waar de brief over gaat. De Belastingdienst gaat iedereen in staat stellen het werkelijk rendement op eigen vermogen op te geven. Is dat lager dan het fictieve rendement en betaal je daardoor te veel belasting, dan mag je om compensatie vragen. Heel fijn, maar reken je niet rijk. De fiscus gaat, op aanwijzing van de Hoge Raad, bij de berekening van de vermogensbelasting op basis van het werkelijke rendement uit van een rendement op het gehele vermogen in box 3. Ofwel: je mag het zogenoemde heffingsvrije vermogen niet inzetten om het belastbare vermogen te verlagen.

In 2023 was het heffingsvrije vermogen 57.000 euro en voor fiscale partners het dubbele. Over dat bedrag betaal je dus geen vermogensbelasting volgens de rekenmethode op basis van het fictieve rendement. Ga je rekenen met een werkelijk rendement, dan mag je het heffingsvrije vermogen niet in mindering brengen om het belastbare vermogen te verlagen. Dat betekent dat voor mensen met een klein vermogen de nieuwe situatie weinig uitmaakt.

In de tabel hieronder staat wat er wel en niet meetelt bij het berekenen van het werkelijke rendement op vermogen in box 3. Je ziet daar in het rood gemarkeerde blok ook staan: “Het heffingsvrije vermogen speelt geen rol.” De fiscus heeft ter illustratie alvast een paar voorbeelden gegeven. Hieronder zie je als eerste de situatie van Melanie die twee ton spaargeld en twee ton aandelen heeft. Ze haalt op het totaal van de vier ton een werkelijk rendement van 7.000 euro, ofwel slechts 1,75 procent. Het fictieve rendement op de combinatie van spaargeld en beleggingen is in dit geval 12.159 euro, ofwel 3 procent over de gehele vier ton. In dit geval krijgt Melanie te veel betaalde belasting terug.

Het tweede voorbeeld betreft met een kleiner vermogen van alleen twee ton spaargeld. Als Roy daarover van de bank 1 procent spaarrente krijgt komt dat neer op 2.000 euro. Dat is meer dan het berekende fictieve rendement van 1.315 euro, waarbij het heffingsvrije vermogen dus wel in aftrek mag worden gebracht op de twee ton. In dit geval krijgt Roy geen belasting terug. Wie wel denkt dat hij of zij te veel vermogensbelasting heeft betaald in een bepaald jaar, en dat zijn er waarschijnlijk nog genoeg, moet geduld hebben. De Belastingdienst heeft wel een brief gestuurd, maar pas vanaf de zomer van 2025 staat het formulier op de site waarmee je kunt aangeven wat je werkelijke rendement op je vermogen in box 3 is geweest. En dan moet je wel weer opschieten, want de verjaringstermijn is vijf jaar.

Dus in 2025 kun je nog te veel betaalde belasting terugkrijgen over 2020. Mensen die eventueel iets terug te vorderen hebben over 2019, krijgen een aparte brief van de Belastingdienst waarin ze kunnen aangeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid. Als ze die brief voor eind 2024 terugsturen, gaat de verjaringstermijn nog niet in.