Het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering Box 3 is niet langer nodig, dankzij vergaande toezeggingen van staatssecretaris Van Rij, in antwoorden op vragen van de Eerste Kamer.
Een eerdere Kamerbrief van 4 november 2022 was niet duidelijk genoeg over de vraag of niet-bezwaarmakers die geen verzoek om ambtshalve vermindering doen in Box 3 in dezelfde rechtspositie terecht komen als niet-bezwaarmakers die wel een verzoek doen. De koepelorganisaties (NBA, SRA, NOB, RB en NOAB) konden daarom niet anders dan hun leden adviseren in voorkomende gevallen niet langer te wachten met het doen van verzoeken voor het jaar 2017, omdat daarvoor de vijfjaarstermijn dreigde te verlopen.
Gezien de gezamenlijke zorgen over de extra workload aan verzoeken die dit met zich zou brengen, hebben de koepels en het ministerie van Financiën recent “constructief” overleg gevoerd. In vervolg hierop zijn, tijdens de behandeling van het wetsvoorstel rechtsherstel Box 3 in de Eerste Kamer, Kamervragen gesteld door VVD, D66 en het CDA.
Die vragen hebben op 25 november geleid tot schriftelijke antwoorden met vergaande toezeggingen van staatssecretaris Van Rij. Het indienen van individuele verzoekschriften, ook voor het jaar 2017, is daardoor niet meer nodig. Betrokken partijen noemen het resultaat “positief”, zowel voor de Belastingdienst als accountants en andere financiële dienstverleners.
Dezelfde rechtspositie
In de antwoorden op de Kamervragen van 25 november wordt door de staatssecretaris verder ingegaan op de inrichting van de procedure ‘massaal bezwaar plus’, zoals die in de Kamerbrief van 4 november 2022 is voorgesteld. Daarin was al de toezegging gedaan dat ‘niet-bezwaarmakers’ geen verzoek hoeven te doen. Ter toelichting wordt in de antwoorden nu opgemerkt dat “in die toezegging ligt besloten dat niet-bezwaarmakers die geen verzoek doen in dezelfde rechtspositie terecht komen als niet-bezwaarmakers die wel een verzoek doen”.
Daarbij wordt ook vermeld dat de inspecteur in kwestie niet gebonden is aan de vijfjaarstermijn voor ambtshalve vermindering. Deze vergaande toezeggingen geven de NBA voldoende vertrouwen dat degene die nu geen verzoek indienen feitelijk ook dezelfde rechten krijgen als degene die wel (tijdig) een verzoek indienen, aldus de beroepsorganisatie.
Selecteren van nieuwe rechtsvragen
De Hoge Raad oordeelde op 20 mei van dit jaar dat niet-bezwaarmakers niet in aanmerking komen voor rechtsherstel in Box 3, maar in die procedure zijn niet alle mogelijke rechtsvragen aan de orde gesteld. De koepelorganisaties, de Bond voor Belastingbetalers en de Consumentenbond zijn in overleg met het ministerie van Financiën bezig met de formulering van een aantal nieuwe rechtsvragen, die uiteindelijk aan de Hoge Raad worden voorgelegd.
Mogelijk dat één of meer van die nieuwe rechtsvragen straks bij de Hoge Raad gehoor vinden en de Belastingdienst (deels) in het ongelijk wordt gesteld. In dat geval krijgen ook degene die geen verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend toegang tot compensatie op basis van de spaarvariant.
In overleg met de belangenorganisaties wordt ook een aantal zaken geselecteerd waarover zal worden geprocedeerd. De kans dat de Hoge Raad in een later stadium op basis van nieuwe rechtsvragen in niet-geselecteerde zaken tot een gunstiger oordeel voor belanghebbende komt, wordt op deze manier verwaarloosbaar klein geacht. De rechtszekerheid is daarmee gediend, menen de organisaties.
Rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers
De staatssecretaris geeft in antwoord op de Eerste Kamervragen expliciet aan dat het de bedoeling is dat niet-bezwaarmakers op dezelfde wijze als bezwaarmakers rechtsherstel krijgen. Daarvoor moet eerst wel de procedure ‘massaal bezwaar plus’ in positieve zin voor de belastingplichtige worden beslecht.
Het is nog niet duidelijk of bezwaarmakers die recht hebben op rechtsherstel en de spaarvariant daarvoor onvoldoende vinden, aanspraak kunnen maken op rechtsherstel op basis van het werkelijk rendement. Die vraag zal naar verwachting in veel procedures in de nabije toekomst aan de orde komen.
De toezegging van de staatssecretaris houdt in dat, in het geval de inspecteur (deels) in het ongelijk wordt gesteld – en dus rechtsherstel volgens de spaarvariant onvoldoende is – aan alle niet-bezwaarmakers een vergelijkbare termijn wordt geboden als de bezwaarmakers gehad hebben, om een verzoek tot ambtshalve vermindering te doen waarin zij kunnen opkomen tegen het geboden rechtsherstel. Dit geldt dan ook voor belastingjaren die tegen die tijd al verjaard zouden zijn wegens de vijfjaarstermijn.
Ook op dit punt krijgen degene die wel en degene die geen verzoek om ambtshalve vermindering indienen uiteindelijk dus dezelfde rechtspositie.
Invloed later oordeel Europese rechter (EHRM)
Uit de antwoorden op de Kamervragen blijkt dat het kabinet het passend vindt om voor niet-bezwaarmakers de definitieve beantwoording van de nationale belastingrechter af te wachten. Die kan zelf toetsen aan de EVRM.
De staatssecretaris heeft over niet-bezwaarmakers de vergaande toezegging gedaan dat degenen die geen verzoek doen dezelfde rechtspositie krijgen als degenen die wel een verzoek doen. Het is niet duidelijk of een later oordeel van de EHRM dat afwijkt van het eerdere oordeel van een nationale rechter, van invloed is op belastingplichtigen die al een eindoordeel van de Nederlandse Hoge Raad hebben gehad.
In ieder geval krijgen degenen die wel op tijd een verzoek indienen, gezien de toezeggingen in de antwoorden op de Kamervragen van 25 november 2022 geen betere rechtspositie (meer), als de EHRM in de toekomst anders oordeelt.
Bron: NBA